Manuel Crielaard is raadslid voor Leefbaar Rotterdam en houdt zich bezig de portefeuilles Onderwijs, Taal, Welzijn, Maatschappelijke ondersteuning, Volksgezondheid, Sport & recreatie. Ook zijn er regelmatig onderwerpen die meerdere portefeuilles raken, zoals nu: onderwijs en taal. In zijn column schrijft hij over de Rotterdamse kansen hiermee.

De voorschool is gratis, maar de drempel blijft: tijd voor eerlijkheid over taal, cultuur en verantwoordelijkheid.

We kunnen er de klok op gelijkzetten: ook dit jaar blijkt uit de jaarstukken dat een aanzienlijk deel van de Rotterdamse peuters met risico op een achterstand géén gebruik maakt van de voorschoolse educatie. Gratis of niet. De kansen liggen op tafel, maar worden te vaak niet gepakt. Niet vanwege een tekort aan aanbod — maar vanwege een tekort aan eerlijkheid. Over vertrouwen. Over cultuur. Over taal.

In Rotterdam kunnen peuters uit gezinnen met een laag inkomen gratis naar de voorschool. Ze krijgen begeleiding, taalstimulering en spelenderwijs een voorsprong. Alles staat klaar. De gemeente zet zich in. De deuren staan open. En toch blijven veel peuters thuis. Dáár moeten we het over hebben.

Want achter het niet-gebruik van de voorschool schuilt meer dan bureaucratische koudwatervrees. In de wijken, op de pleinen, bij de consultatiebureaus zien we iets fundamentelers: een culturele terughoudendheid. Ouders die huiverig zijn om hun kind toe te vertrouwen aan een systeem dat draait op het Nederlands, terwijl thuis Turks, Arabisch, Pools, Tamazight of een andere taal gesproken wordt. Meertalig opvoeden is op zichzelf verrijkend — maar niet als het Nederlands daarbij de bijzaak wordt.
Laat er geen misverstand over bestaan: Nederlands is niet optioneel. Het is de basis. De sleutel tot onderwijs, werk en maatschappelijke participatie. Peuters die vier jaar worden en nauwelijks een woord Nederlands spreken? Dat is geen onfortuinlijk toeval, dat is een keuze. Een keuze die verstrekkende gevolgen heeft — voor het kind én voor de klas.

Wij zeggen het al jaren: ouders zijn de eerste opvoeders. En opvoeden betekent ook overbruggen. Overbruggen tussen de taal van thuis en die van de straat, de school, de samenleving. Rotterdam vraagt geen afstand van afkomst, maar wel betrokkenheid bij de toekomst. En die begint in het Nederlands.

Daarom moeten we het durven zeggen, zonder omhaal en met rechte rug: niet de school, niet de gemeente, niet de politie, niet jeugdzorg, niet de reclassering — maar de ouders zijn verantwoordelijk voor de opvoeding. Punt. Het is aan de ouder om normen en waarden mee te geven, om grenzen te stellen, om een kind voor te bereiden op de basisschool. Een opvoeding begint niet op het schoolplein, maar bij het ontbijt. En als dát al te veel gevraagd is, dan ligt het probleem niet bij het kind, maar bij de volwassene in huis.

We begrijpen de angst. De argwaan. De wantrouwige reflex die is aangewakkerd door schandalen als de toeslagenaffaire. De vrees dat ‘gratis’ een valstrik is. Maar Rotterdam is geen Belastingdienst. Wij bieden geen verwarring, wij bieden duidelijkheid. En hulp. Toch blijft een groot deel van de ouders afwachtend, terwijl de achterstand wél doortikt. Kansen gedragen zich niet als verkiezingsbeloften — ze wachten niet.

Te midden van alle mooie dossiers binnen een voorjaarsnota blijft één investering fundamenteel: die in de peuter die straks de samenleving moet dragen. Dan mogen we ook iets terugvragen. Geen eindeloze handreiking zonder wederkerigheid. Geen beleid zonder plichtsbesef.

Dus laten we stoppen met omfloerst taalgebruik. Laten we duidelijk zijn:
• Gratis voorschoolse educatie is een kans, geen gunst.
• Meertalig opvoeden is welkom, zolang het Nederlands de basis blijft.
• Wantrouwen mag er zijn, maar mag geen excuus worden.
• En wie de deur gesloten houdt terwijl die openstaat, schaadt niet alleen zijn eigen kind — maar ook de stad.

Rotterdam is geen Den Haag. Wij wachten niet af. Wij regelen het zelf. Op z’n Rotterdams: vastberaden, realistisch en recht voor z’n raap. Maar mét een rand van charme. Want het gaat ons niet om het beschuldigen — het gaat ons om het bewegen.

Maar dat laatste zetje, dat moet van thuis komen.

Geen kind hoeft achter te blijven, zolang thuis maar bereid is om de eerste stap te zetten en openstaat voor wat de stad biedt. Wie die handreiking structureel weigert, kan moeilijk blijven klagen over gemiste kansen. Niet discriminatie is dan de oorzaak, maar eigen terughoudendheid en ongeïnteresseerdheid. Want afwachten en met de vinger wijzen is schadelijker dan proberen en meedoen.