Caroline Aafjes-van Aalst is raadslid voor Leefbaar Rotterdam en houdt zich onder andere bezig met de portefeuilles Zorg en Jeugdzorg.

Ze heten Géssica. Rowena. Diya. Geen fictieve verhalen, geen sensatie in een dramaserie, dit zijn Rotterdamse kinderen, gestorven onder onze ogen, vermoord, verwaarloosd of simpelweg vergeten door het systeem dat hen had moeten beschermen. Hun dood was geen incident.

Géssica Gomes, twaalf jaar, dreef in stukken in de Maas. Het ‘Maasmeisje’, noemden we haar. Haar gezicht was onherkenbaar. Haar identiteit onbekend. Pas maanden later kwamen we te weten dat haar vader haar vermoord had. Hij, die zogenaamd gezag had. Hij, die eerder al mishandelde. En niemand die haar redde.

Rowena Rikkers, slechts vier jaar oud, werd het ‘Meisje van Nulde’. In stukken gevonden op verschillende plekken in Nederland. Mishandeld. Gemarteld. Doodgeslagen. Door mensen die haar verzorgers moesten zijn. Haar moeder en stiefvader. Ze was klein. Ze was kwetsbaar. En ze was zichtbaar. Maar niemand greep in. Tot het te laat was.

Diya, acht jaar, werd neergestoken door haar vader in het Maasstad Ziekenhuis, waar hij juist psychische hulp moest krijgen. De inspecties oordeelden later: het had ‘niet voorkomen kunnen worden’. Niet voorkomen? Het gezin was al jarenlang in beeld bij instanties. De rode vlaggen wapperden, maar het systeem bleef machteloos, verdeeld, verlamd.

We horen het na elke tragedie: ‘lessen geleerd’. ‘Systemen worden verbeterd’. ‘Meer samenwerking’. Maar elk kind dat sterft, bewijst dat we structureel blijven falen. Omdat bureaucratie boven instinct gaat. Omdat systemen de verantwoordelijkheid verdelen, tot niemand meer werkelijk verantwoordelijk is.

En nu is er het pleegmeisje uit Vlaardingen, nog zo jong maar getekend voor haar leven. Zo zwaar mishandeld door haar pleegouders dat ze nauwelijks nog kon staan. Ze woog nog geen twintig kilo toen ze opgenomen werd in het ziekenhuis, haar lichaam bezaaid met blauwe plekken, botbreuken, littekens. En opnieuw blijkt uit inspectierapporten: falen op alle fronten. Signalen werden niet opgevolgd. Waarschuwingen bleven liggen. Diverse zorginstanties keken toe en deden niets. Dit meisje kan het in tegenstelling tot Géssica, Rowena en Diya mogelijk wel navertellen als haar lichaam ooit voldoende geneest.

De realiteit gebiedt mij te zeggen dat zij niet het laatste slachtoffer zal zijn. Het is niet de vraag of het weer kan gebeuren, het gaat gebeuren, hoe intens gruwelijk dan ook. Want zolang we blijven spreken over incidenten in plaats van patronen, wordt de cirkel niet doorbroken. Zolang we denken dat deze tragedies uitzonderingen zijn, blijven we indirect medeplichtig aan de volgende (fatale) mishandelingen.

Deze kinderen, zijn niet alleen slachtoffer geworden door een gebrek aan liefde van hun (pleeg)ouders maar ook aan een gebrek aan moed van iedereen om hun heen. Aan een gebrek aan verantwoordelijkheid. Aan een samenleving die liever wegkijkt. Die liever niet gelooft dat dit in Nederland kan, in ons Rotterdam. In de straat verderop. Achter die ene voordeur.

Géssica. Rowena. Diya. Hun namen moeten blijven klinken, niet als echo van verdriet, maar als opdracht. Als waarschuwing. Als pleidooi. Elk dood of een zwaar mishandeld kind zoals in Vlaardingen is een aanklacht. Tegen ons allemaal.